aan:          Rechtbank Noord-Nederland afdeling bestuursrecht
              digitaal met DigiD

betreft:      BEROEP Amsterdam Airport Schiphol

ons kenmerk:  m19613

datum:        10 okt 2023

van:          Stichting Natuurbeschermingswacht
              Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
              info@natuurbeschermingswacht.nl
              www.natuurbeschermingswacht.nl
              KvK-nummer 41019696
              0522-260791



Geachte rechtbank,


De stichting Natuurbeschermingswacht kan zich niet verenigen met het besluit met de volgende kenmerken:
 
datum:         26 september 2023
kenmerk:       DGNV / 20307623 en ZK-000034931
omschrijving:  besluit vergunning Wet natuurbescherming project
               Exploitatie Luchthaven Schiphol
van:           Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


vindplaats besluit:
https://www.rvo.nl/onderwerpen/reageren-op-projecten-met-invloed-op-natuur/vergunning-schiphol

 

Inleiding

In het besluit (de toestemming) staat:
"Er is sprake van een project omdat significante effecten als gevolg van stikstofdepositie kunnen worden veroorzaakt op Natura 2000-gebieden."

Door bovenstaande is zeker dat artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn van toepassing is.
 

Direct beroep

In de Wet natuurbescherming is niets geregeld inzake inspraak. In de Habitatrichtlijn artikel 6 lid 3 wel. Hierom is te stellen dat Unierecht niet correct is geïmplementeerd in nationaal recht. De stichting mag nu een direct beroep doen op Unierecht.

Eerder is al geconcludeerd dat artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn van toepassing is. Het artikel geeft niet alleen plichten, maar ook rechten. Het artikel bepaalt bovendien een volgorde door twee maal het woord nadat.

Een deel van de tekst van artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn luidt: "nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden." Dit deel geeft recht op inspraak. Hierin wijkt de Habitatrichtlijn af ten opzichte van de Wet natuurbescherming. De Habitatrichtlijn geeft rechten, de Wet natuurbescherming niet.

Uit de tekst volgt ook dat eerst een passende beoordeling gemaakt moet worden. Pas dan (in voorkomend geval) worden inspraakmogelijkheden geboden. Dit is relevant omdat er inspraakmogelijkheden geboden moeten worden op de gemaakte passende beoordeling.

Deze voorgeschreven volgorde van rechten en plichten is niet gevolgd bij de besluitvorming in het aangevallen besluit. De toestemming is verleend in de volgende volgorde:
  1. inspraakmogelijkheden geboden (van 16 febr 2021 tot en met 29 mrt 2023)
  2. passende beoordeling gemaakt (of doorlopen)
  3. toestemming verleend met rechtenverwijzing beroep

De volgorde is strijdig met het bepaalde in de Habitatrichtlijn. Het resultaat is dat, ten onrechte er geen mogelijkheid is tot het geven van inspraak op de gemaakte passende beoordeling. Dit is een inbreuk op Unierecht.
 

Inspraak voor eenieder of naar het Hof

Een deel van artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn luidt: "nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden".

Omdat ik geen idee heb wat die tekst betekent, kijk ik naar de hetzelfde tekstdeel in de Engeltstalige tekst. Dat deel in het Engels luidt: "after having obtained the opinion of the general public."

De Engelse vertaling geeft meer rechten omdat er expliciet genoemd wordt aan wie inspraakmogelijkheden moet worden geboden, namelijk: 'the general public'.

De term 'the general public' kan enkel vertaald worden naar eenieder en niet naar 'belanghebbende'. Zie voor de vertaling het arrest van het Hof, ECLI:EU:C:2021:7, punt 30. Het arrest gaat op detail in op de uitleg van zowel de engelstalige begrippen als de vertaling van de begrippen.

Nu er geen inspraakmogelijkeden op de passende beoordeling gegeven zijn, is er spake van een inbreuk, temeer omdat er fuiken van toepassing zijn voor het opkomen voor die rechten in het administratief beroep.

Het is niet aan de nationale rechter om uitleg te geven aan Unierecht, zonder prejudiciële vragen. Het uitleggingsmonopolie van het Hof staat daaraan in de weg.

Ik verzoek daarom de nationale rechter om dit voor te leggen aan het Hof.
 

Over inspraak

Omdat artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn van toepassing is, is ook meteen het verdrag van Aarhus van toepassing. Dit volgt uit rechtspraak van het Hof, C-243/15, ECLI:EU:C:2016:838, Slowakije, "LZ II-arrest", laat zien onder punt 45 dat als artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn van toepassing is, dat dan ook meteen artikel 6, lid 1 onder b van het verdrag van Aarhus van toepassing is, dus los van de bijlage I van het verdrag.

Het verdrag onder artikel 6 luidt:

(lid) "7 Inspraakprocedures bieden het publiek de mogelijkheid schriftelijk of, indien van toepassing, tijdens een hoorzitting of onderzoek met de verzoeker, alle opmerkingen, informatie, analyses of meningen naar voren te brengen die het relevant acht voor de voorgestelde activiteit."

(lid) "8 Elke Partij waarborgt dat in het besluit naar behoren rekening wordt gehouden met het resultaat van de inspraak."

De reden dat inspraak belangrijk is, is omdat de toetsing breder is dan slechts de wet.

De volgende letterlijke tekst uit het verdrag van Aarhus laat dat zien: "Elke Partij voorziet in vroegtijdige inspraak, wanneer alle opties open zijn en doeltreffende inspraak kan plaatsvinden."

Juist die 'als alle opties open zijn' geeft de mogelijkheid tot het geven van inspraak buiten juridische kaders. Dat kan dus ook een verzoek zijn om een plan of project niet door te laten gaan om andere gronden dan wetgeving. Juist hier kan gewezen worden op klimaatverandering, nut van instandhouding in gunstige staat van Natura 2000-gebieden, enz.
 

De rechtenverwijzing

De rechtenverwijzing van het besluit zijn strijdig met Unierecht, omdat er sprake is van fuiken. Eerder was al geconcludeerd dat er inspraakmogelijkheden voor eenieder geboden moeten worden, in plaats van een enkele optie tot administratief beroep met verschillende fuiken en bovendien griffiekosten.

Met dat administratieve beroep komen de volgende nadelen:
  1. een marginale toetsing
  2. en strenger dan strenge toetsing inzake belanghebbendheid
  3. een relativiteitsvereiste is strijdig is met zowel de Habitatrichtlijn als het verdrag van Aarhus want het beperkt de groep met rechten op inspraak

De marginale toetsing is strijdig om de volgende punten:
  1. hoge kosten voor inhuur deskundigen voor contra-expertise
  2. strijdig met het beginsel equality of arms
  3. strijdig met de vereisten voor een passende beoordeling, twijfel is voldoende

De Habitatrichtlijn kent bovenstaande beperkingen niet omdat, ze allen een omzeiling zijn van rechten om het volgende te bereiken:

Het streven van de Unie naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met het voorzorgsbeginsel (VWEU en Habitatrichtlijn).
 

Overige punten

Ik verzoek de rechtbank om rekening te houden met de volgende punten.

Eerdere natuurtoets
Het document dat in de ontwerpfase werd gepresenteerd als een passende beoordeling voldoet niet aan de vereisten van een passende beoordeling. Deze toets toont juist aan dat de gehele procedure zoals voorgeschreven in artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn opnieuw doorlopen moet worden.

Unierecht als statutair belang
De Natuurbeschermingswacht mag opkomen voor een correcte implementatie en toepassing van Unierecht, ook inzake rechten van anderen, omdat dit een statutair doel van de Natuurbeschermingswacht. Relativiteitsfuiken kunnen niet toegepast worden.

Het verdrag van Aarhus
Het verdrag van Aarhus maakt deel uit van de rechtsorde van de Unie, zie ECLI:EU:C:2022:857:

"48 Vooraf zij eraan herinnerd dat het Hof bevoegd is om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag van Aarhus, dat is ondertekend door de Gemeenschap en vervolgens bij besluit 2005/370 is goedgekeurd, en waarvan de bepalingen derhalve een bestanddeel van de rechtsorde van de Unie vormen (arresten van 8 maart 2011, Lesoochranárske zoskupenie, C-240/09, EU:C:2011:125, punt 30, en 15 maart 2018, North East Pylon Pressure Campaign en Sheehy, C-470/16, EU:C:2018:185, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

49 Volgens artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus waarborgt elke partij, onverminderd de in de leden 1 en 2 van dit artikel 9 bedoelde herzieningsprocedures, dat leden van het publiek die voldoen aan de eventuele in haar nationale recht neergelegde criteria, toegang hebben tot bestuursrechtelijke of rechterlijke procedures om het handelen en nalaten van privépersonen en overheidsinstanties te betwisten die strijdig zijn met bepalingen van haar nationale recht betreffende het milieu.
"

En juist punt 49 brengt mij op het volgende, juist het nalaten. Door af te zien van handhaving,
schort de Lid-Staat het Unierecht op. Dit is in strijd met het Nevele-arrest, ECLI:EU:C:2020:503, C-24/19:

"83 Volgens het in artikel 4, lid 3, VEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking zijn de lidstaten verplicht de onwettige gevolgen van een dergelijke schending van het Unierecht ongedaan te maken. Hieruit volgt dat de bevoegde nationale autoriteiten, inclusief de nationale rechterlijke instanties waarbij beroep is ingesteld tegen een nationale handeling die in strijd met het Unierecht is vastgesteld, verplicht zijn om in het kader van hun bevoegdheden alle noodzakelijke maatregelen te treffen om het verzuim van een milieubeoordeling te herstellen."

84 Daar moet nog aan worden toegevoegd dat enkel het Hof, bij wijze van uitzondering en om dwingende redenen van rechtszekerheid, een voorlopige opschorting kan toestaan van het effect dat een regel van het Unierecht op het daarmee strijdige nationale recht heeft, namelijk de terzijdestelling ervan. Indien de nationale rechterlijke instanties bevoegd zouden zijn om aan de nationale bepalingen voorrang te geven boven het Unierecht waarmee zij in strijd zijn, al was het maar tijdelijk, dan zou immers afbreuk worden gedaan aan de uniforme toepassing van het Unierecht (arrest van 29 juli 2019, Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen, C-411/17, EU:C:2019:622, punt 177 en aldaar aangehaalde rechtspraak)."

Uit bovenstaande blijkt dat nationale geitepaadjes strijdig zijn met Unierecht. Ik noem als voorbeeld:
  1. rechtsgevolgen in stand laten
  2. lussen zoals de bestuurlijke lus
  3. afzien van handhaven
  4. anticiperend handhaven, een vorm van punt 3

De belangenafweging
Uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn volgt meteen dat een niet toepassing enkel mogelijk is met toepassing van artikel 6 lid 4. Daaruit volgt dat een andere belangenafweging niet mogelijk is in welke vorm dan ook. Anticiperend handhaven is ook een vorm van belangenafwijking, en derhalve stridig met artikel 6 van de Habitatrichtlijn.

Slechte staat van instandhouding
Het Compendium voor de Leefomgeving, CLO (een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR) schrijft:

"In Nederland heeft ca. 90% van de habitattypen een zeer tot matig ongunstige staat van instandhouding." Bron: https://www.clo.nl/indicatoren/nl1483-beoordeling-vogel--en-habitatrichtlijn-in-europees-perspectief

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, Bart Jan van Ettekoven, 9 jan 2021 in Trouw: “Zo werkt het bestuursrecht in algemene zin. Dat gaat ervan uit dat overheidsinstanties rechtmatig te werk gaan en de wet uitvoeren. De rechter gaat niet uit van het falen van het hele systeem.

Met 90% van de habitattypen in zeer tot matig ongunstige staat van instandhouding (Het Compendium voor de Leefomgeving, CLO) heeft het systeem aantoonbaar wel gefaald, vergelijkbaar met de toeslagenaffaire.

Ik verzoek daarom om een strikte en directe toepassing van het Unierecht.

Digitale correspondentie
Ik verzoek om met name het procesdossier en omvangrijke documenten enkel digitaal te verstrekken.
 

Verzoek

Namens de Natuurbeschermingswacht verzoek ik om of

Met vriendelijke groet,


ing. Geert Starre, secretaris


Bijlagen:
- statuten van de stichting Natuurbeschermingswacht
- inschrijving handelsregister
- machtiging secretaris